zondag 7 oktober 2012

Barcelona


En zo vielen we met onze neus pardoes in de Barcelonese boter. Plompten we, zonder het van tevoren geweten te hebben, zomaar midden in het feest van La Mercè. Dat is de schutspatrones van Barcelona.


Haar echte feestdag is 24 september, maar ook in de dagen daarvoor is er al overal onrust in de stad. Prettige onrust, bij 28, 29 graden warmte. In de schaduw. Want in de volle zon zal de thermometer gemakkelijk de 40 graden halen, om onder de grond, waar de metro kronkelt, nog hoger uit te komen.


La Mercè. Ze heeft ons dagenlang beziggehouden. We liepen haar per ongeluk tegen het lijf, op het plein voor de kathedraal, en daarna kwamen we niet meer van haar af. Maar het was prettig haar in de buurt te hebben. Soms letterlijk, zoals die middag dat we hondsmoe bij het hotel aankwamen, na een bezoek aan de Sagrada Familia – nóg niet af. Even liggen... dachten we. Tot we de hoek om kwamen...  en er van dat liggen niets meer kwam. Want daar, op de stoep voor het hotel... óns hotel... stonden de giganten! Klaar voor de optocht.


De smalle straatjes en het plein waren vol met grote poppen gezet. Koningen en koninginnen, prinsen en prinsessen, poppen van wel vier meter hoog, draken en kippen, een haan, een varken, een paard, allemaal reuzegroot. Ook dwergen. Een boer, een boerin, een vissersvrouw met een blote borst en een visserman met flinke wallen onder de ogen.


De hele santekraam zou om zes uur in beweging gaan, begeleid door fluiten en knoertharde trommels. Dan kropen er mannen in de poppen, om ze op te tillen. Ze hadden een band om hun middel, anders gingen ze door hun rug. Ze keken door een bijna onzichtbaar gaasje in de rok van zo'n pop, zodat het net was of die poppen zelf konden lopen.


Het werd een optocht zonder einde.


Dan nog maar even niet plat.


Ook na de optocht moesten we nog opblijven, want om tien uur was er alweer het vuurwerk, bij het Palau Nacional, met de Font Màgica, een fontein die water spuit in alle kleuren van de regenboog.


Een vuurwerk op muziek, en aan het eind allemaal sterretjes, in handen van meer dan honderdduizend mensen.


Fantástico! Muchas gracias, señora Mercè. Ja, m'n Spaans ging met sprongen vooruit tussen al die mensen, al had ik het nooit gesproken. En wat een taal, veel mooier dan het Frans, wat ons altijd was aangepraat.


Op weer een andere dag slenteren we door grote straten met grote huizen met heel veel balconnetjes, omhoog naar de berg die Tibidabo heet, waarop een kermis, al sinds 1899, en een kerk, de Sagrat Cor ('Heilig Hart'). Kerk en kermis. Wat passen die twee toch goed bij elkaar.


Vanaf de berg is het lekker afzakken naar Parc Guëll, het sprookjespark van Gaudí.


Met arcaden in de vorm van bomen.


Of bomen in de vorm van arcaden.


De hallucinaties van een vrome katholiek. Hoe kun je het bedenken? Dat portiershuis, met die vliegenzwam op het dak, en dat andere huis, met die smalle, hoge toren.


Parc Guëll, met het bekende terras van de meanderende bank van gebroken tegels en glas. In het plafond tussen de zuilen die het terras dragen, niet alleen tegels maar ook schotels en kopjes, met de oren er nog aan.


Gebouwd tussen 1900 en 1914. De stad was de wereld ver vooruit. Verder dan maar. Hier een broodje, daar een taartje, koffie. De lekkerste koffie...


onder een plafond van opgeschuimde melk.


Niet vergeten, om zes uur naar de Plaça de Sant Jaume, voor de Sardana. Een kringdans, waarbij vooral de wat oudere Catalanen elkaar bij de hand houden en een ingewikkeld patroon van stappen maken waartussendoor de armen omhoog gaan. De begeleiding gebeurt door een orkestje (een cobla) met traditionele Catalaanse blaasinstrumenten.


En dan, op weer een andere zonnige dag... die straat, de Avenguda de Gaudí, een kalme straat, fris en groen, schuin omhoog...


van de Sagrada naar het Hospital de la Santa Creu i de Sant Pau. Da's een hele mond vol om een ziekenhuis zo te noemen. Gebouwd door Lluís Domènech i Montaner. Een tijdgenoot. Inzoomen op de engel.


Barcelona. We hebben niks gemist, geloof ik.


De zuil van Columbus, de palmbomen langs de Passeig de Colom.


De haven, hoog in de lucht met de gondel naar de Montjuïc.


Kijk, die groene kronkel daar, dat is de Ramblas. Ooit een rivier.


Niets gemist. Het pleintje, boulevardje – wat is het? – van de Passeig del Born, achter de Santa Maria del Mar, de kerk waar om zes, zeven uur 's avonds de zon nog schijnt en jonge paartjes trouwen, wat stegen door, paella, omdat de maag het vraagt, weer stegen door, een plein, Plaça Nova, een concert voor de kathedraal. Stoeltjes. Omvallen van de slaap. La Mercè! Kijken, luisteren. Ha, lekker, een ijsje!


Een ander concert, van de vier gitaristen...


in het Palau de la Música Catalana...


ook zonder geluid al een en al muziek.


Barcelona. De stegen, de pleinen...


overal, tussen al die hoge huizen...


de zon, de warmte, de blije opgewektheid van deze stad...


de mensen, de drukte, het geroezemoes...


eten, overal eten, de lucht van de zomer. In de avond een cava op het plein met het barretje voorbij de kleine kruidenier. Geluiden van de nacht.


Het licht. De zee. Met je surfplank door de stad.


Barça. Geen einde.

1 opmerking:

  1. O heerlijk, Leendert. Wat een sfeertje! Je zou haast vergeten dat het crisis is in Spanje...

    BeantwoordenVerwijderen