vrijdag 7 februari 2014

Enclave Volendam


Volendammers. Er zijn er die elke dag hun auto wassen of het straatje voor hun huis stofzuigen. Hun huis, dat hetzelfde is ingericht als dat van de buren. Met flink veel wit en goud en de gordijnen open. Ze doen elkaar na en weten alles van elkaar. Er zijn vrouwen in het dorp die iedere vijf jaar een nieuwe keuken willen. Dat kunnen hun mannen niet aan en daarom gaan ze dan maar uit elkaar.

Volendam bestaat uit tien families (oorspronkelijk zeven): Tol, Schilder, Veerman, Koning, Boer, Jonk, Zwarthoed, Kwakman, Smid en Bond. Daarom is er de Volendamse ziekte en nog veel meer ziekten, omdat ze allemaal familie van elkaar zijn.

Volendammers. Als ze op vakantie gaan, gaan ze allemaal in dezelfde tijd naar dezelfde camping aan het Comomeer. Zo zijn ze altijd bij elkaar, binnen en buiten hun dorp.

Volendam bestaat niet, kun je zeggen, het is een leugen, een decor, façade. De huizen op de Dijk, wat je er van ziet, zo zou het óngeveer gewéést kúnnen zijn. Maar de groene en witte planken van de gevels zijn van kunststof en komen van de Gamma en alles daarachter is nieuwbouw. Want Volendammers houden van nieuw, want oud is vies. En ze hebben er het geld voor, om alles wat oud is te vervangen, want ze werken er hard voor. Het enige monument in het dorp is de hervormde kerk – de laatste stolphoevekerk die er nog op de wereld bestaat –, maar wat jammer nou, de Volendammers zijn katholiek. En daarmee is het dorp een buitenbeentje, want alle andere vissersdorpen zijn protestant.

Om erachter te komen waarom Volendam zo anders is, ging Boudewijn Smid er wonen, een heel jaar lang, en schreef er een prachtig boek over: Enclave Volendam. Ook over al die andere dingen die het dorp zo beroemd en berucht maken.

Over het vele drinken dat de Volendammers doen en het coke snuiven. Over de palingsound en over waarom al die zangers, die Jan Smit en Nick en Simon, vooral zo gewoon moeten blijven.

Over Leendert Spaander en Aaltje Kout, die van buiten kwamen, maar wel, als vreemden – 'jassen' noemen ze dat in Volendam – het dorp wereldberoemd gemaakt hebben. Want Volendam was niks. Het waren arme vissers. Leendert kwam uit Nieuwendam, Aaltje uit Edam. Ze trouwden en kochten een café. Dat café werd later Hotel Spaander. Ze haalden er kunstschilders naartoe, van overal vandaan, uit Engeland, Duitsland, Frankrijk en zelfs helemaal uit Amerika. De Volendammers hesen zich in klederdracht en lieten zich portretteren. Aan de achterkant van het hotel liet Spaander ateliers bouwen en als de kunstenaars hun kamer niet konden betalen, o hoe romantisch, betaalden ze met een schilderij of tekening. Zo ontstond een omvangrijke verzameling, die tot vandaag de dag te bewonderen is in de gelagkamer en de zalen en gangen van het hotel.

Smid schrijft erover hoe Leendert Spaander de Holland Mania aan het einde van de negentiende eeuw verder aanzwengelt en waar dat uiteindelijk toe leidt. De Amerikanen die rond 1900 naar Volendam kwamen hadden 'vooral oog voor de kanten mutsen, de klompen en de molens. Door hen ontstond het nog steeds heersende clichébeeld van Holland. Dankzij hen deed Shirley Temple in 1938 een klompendansje in Volendammer kostuum om Nederland uit te beelden in de Hollywoodfilm Heidi. Dankzij hen startte Coca-Cola in 1949 een reclamecampagne met een meisje in Volendammer kostuum. Dankzij hen maakt Frau Antje sinds 1961 in Duitsland reclame voor Nederlandse boter en kaas, terwijl ze eigenlijk een vissersmeisje is met een kapje, gemodelleerd naar de Volendamse hul. Dankzij hen kwam in 1994 een barbiepop in Volendammer klederdracht op de markt. Dankzij de Amerikaanse kunstenaars beginnen buitenlanders tot op de dag van vandaag over klederdracht, klompen, molens én Volendam als het over Nederland gaat.' (p. 42-43)

Mooi hè! Staat allemaal in het boek. Dat leest als een trein. Lees er de recensie van Geert Mak nog maar eens op na (NRC, 29 november 2013).

Boudewijn Smid, Enclave Volendam. Het verhaal van een dorpAmsterdam, Thomas Rap, 2013.

2 opmerkingen:

  1. ik zie overeenkomsten : die arme overlevingstraditie waar G. Mak over spreekt komt in Katwijk ook nog voor.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Ja, precies, Volendam en Katwijk kun je op heel veel punten zo naast elkaar leggen. Als je geen geld hebt, ga je je voor geld in klederdracht laten schilderen of fotograferen. Of zingen. Maar als er te veel geld is, wordt er vaak gesloopt en nieuwbouw gepleegd. Het schijnt dat dat het behoud geweest is van bijvoorbeeld steden als Hoorn en Enkhuizen. Amsterdam kreeg in de 17e eeuw het monopolie in de handel, Hoorn en Enkhuizen bleven arm en daarom zijn er nu nog zoveel monumenten.

    BeantwoordenVerwijderen