zondag 28 juni 2015

25 jaar zoenen


Vrienden van mij vierden zaterdag dat ze elkaar 25 jaar geleden de eerste zoen gaven. Tenminste, zo stond het in de uitnodiging. Dus ging ik aan het rekenen, en aan het knutselen...

maandag 22 juni 2015

Oerol

Les Dudes

Gisteren waren we op Oerol op Terschelling. Daar wilden we al heel lang een keer naartoe. In de uitzending van Opium had André van Duin het nog gezegd: 'Je bent er zo, met de boot.'

CW Boost

Dus gingen we 's ochtends vroeg op pad voor een vroege boot en met de laatste boot die er nog te krijgen was weer terug. En tussendoor beleefden we van alles. Gewoon op straat en onder de Brandaris. Zoals met Les Dudes uit Canada. Of de acrobaten van CW Boost.



Er was ook veel landschapskunst – want Oerol is een festival van theater én landschapskunst – zoals 'De Passage, Hoorn van het wad' van Frans van der Horst, Jasper le Clercq en Jeroen Diderik. Van staal en zeildoek waar je in kon zitten, en dat zat allemaal met touwen in het water vast. En als je erdoorheen liep hoorde je geluid.


Of dat kerkje, van de Quakers, leek het wel, in zo'n dorre grasvlakte. Jammer van die auto opzij en dat bord en die vlaggen en die tent aan de andere kant ervan.


Ja, overal was wat, wat Oerol ook betekent. Zoals André van Duin al zei: 'Het is óé-rol, dat betekent ó-veral. Het is ó-veral. Het is óé-rol... gezellig.'

vrijdag 19 juni 2015

Eerste levensbehoeften


De regering wil boeken, tijdschriften en kranten onder het hoge, duurdere btw-tarief laten vallen en dagelijkse, eerste levensbehoeften in het lage, goedkopere houden. Het zegt iets over een regering, die boeken, tijdschriften en kranten niet als eerste levensbehoeften ziet.

maandag 15 juni 2015

Relikwieën en documenten (4) – Weer wit

Ik heb m'n opa's klomp weer wit geverfd, zoals het hoort. Eigenlijk moet ik niet zeggen 'weer', want hij was niet wit. Het was gewoon een houten klomp, zonder kleur, ooit. Maar ik had 'm, ook ooit, in een onbezonnen bui, geel geverfd. Daarom is ook de voetzool wit. Omdat die geel was meegeverfd. Maar dat hoort natuurlijk helemaal niet, een geverfde voetzool. Want dan kan je er niet gelijk op lopen na het verven. Maar nou zeg ik weer iets raars. Want het was niet eens verf, heel vroeger. Het was krijt, waarmee klompen werden gewit. Maar ook dan, ging je niet ook je voetzool meekrijten. Misschien moet ik, om die voetzool niet te zien, en zodat het klopt en eruit ziet zoals het hoort, er plantjes in zetten. Daar hield m'n opa van.

dinsdag 9 juni 2015

Duinen, van Adri van Beelen


Al een tijdje volg ik in De Katwijksche Post de familiekroniek 'Duinen' van Adri van Beelen. Om z'n sfeer, z'n goeddorpse sfeer, de verbeelding van het gewone, op zo'n manier opgeschreven dat het allemaal maar zomaar vanzelf lijkt te gebeuren. Dat is waardoor ik erdoor gevangen raakte. Iedere week staat er weer een deel van dit feuilleton in de krant. Eén keer had ik een deel gemist en later nog eens een deel en toen werd ik nog slordiger, maar toen ik de krant weer eens opsloeg, ontdekte ik een internetadres waarop je alle voorgaande afleveringen kunt nalezen – zegen van de moderne tijd. En al die afleveringen achter elkaar, dat is zo mooi, dat leest dan al helemaal als een boek, vanzelf, zonder moeite, al die schijnbaar onopvallende terloopse dingen die gebeuren – ik zei het al. En al die plekken en gebouwen die passeren en die dit dorp zijn eigenheid gaven, en er niet meer zijn, maar in het verhaal opnieuw tot leven komen, door de ogen van Willem. Je bent weer eventjes binnen in het weeshuis, het gasthuis, noem maar op. Je loopt erdoorheen. 'Duinen' is zó móói. Je kunt erin wegdromen, in wegraken, wegverdaege, zeggen ze in Katwijk.

Gauw lezen dus! In de krant of op katwijkschepost.wordpress.com. En hopen dat de schrijver er nog eens een echt boek van maakt, met een kaftje eromheen.

30 juli is Adri van Beelen in de Strandbibliotheek in Katwijk om over 'Duinen' te vertellen, en over zijn nieuwe boek De vrouwenverzamelaar.

maandag 1 juni 2015

Op het schrijversstrand (11) – Jef Last


Ach, had jai Káttik maer ekend
die lange raie, laege huisies!
De Voorstraet door, van end tot end
gaen 's-avons al de mooie meisies!


Houtsnede bij het gedicht 'Ballade', door Hein Block.

Al in zijn studententijd komt de dichter en schrijver Jef Last (1898-1972) vaak naar Katwijk. Niet dat hij een hekel aan studeren heeft, maar liever dan tussen de studenten te vertoeven brengt hij zijn tijd door in het dorp met de eenvoudige vissers. In Leiden studeert hij Chinees – hij maakt er nog de colleges van professor Bolland mee. Dat Last naar Katwijk komt, moet zo omstreeks 1917 begonnen zijn. Als onderdeel van zijn 'ontdekkingstocht naar het werkelijke volksleven'. Een ontdekkingstocht die hij zeer serieus neemt. Want hij woont er niet alleen, in Katwijk, hij werkt er ook en vaart er mee op de vissersboten.
In 1941 kijkt hij terug op die tijd: 'Alles bij elkaar genomen was dus mijn tijd aan de Alma Mater er een van verrijking en van verdieping, maar desondanks begon ik mij al zeer spoedig meer en meer uit het eigenlijke studentenleven terug te trekken. Mijn aardige kamer aan de Oude Woerd met mijn meubeltjes en mijn boeken stond ik aan een minder bedeelden studiemakker af en zelf huurde ik mij een zolderkamertje bij een visschersgezin in Katwijk. Al heel gauw was ik er de beste maatjes met de bevolking, ik schafte me witte klompen aan, een visschersmonk, een visscherstrui en broek met steekzakken en voelde me nooit gelukkiger dan wanneer ik zoo, aan de 'beurs',* tusschen de andere jongens over zee uitkeek. 's Avonds trok ik mijn goeie pak aan voor de colleges in Leiden, in mijn vacanties maakte ik reizen met de haringloggers en de trawlers. (...) Ik voelde, dat ik veel meer bij de Katwijksche visschers (...) hoorde dan bij mijn medestudenten, die zich met zooveel ijver voor een goed betaalde burgerlijke betrekking voorbereidden.'** Het zolderkamertje waar Last het over heeft, bevond zich in de Jan Tooropstraat. Hij was er in de kost bij Teun van Duijn.***
Last maakt zijn studie niet helemaal af. Hij wil geen tolk worden en voelt ook niet voor een loopbaan als staatsambtenaar in Indië of China. Na zijn Katwijkse tijd monstert hij aan op de grote vaart: 'Zoo verdween ik op een goeden of slechten dag, zonder iemand te waarschuwen, uit Leiden, monsterde als jongste op een haringlogger, daarna als matroos onder de gage op een schoenertje naar Singapore.'**
Maar hij blijft ook terugkomen in Katwijk. Samen met filmmaker Joris Ivens en Mannus Franken maakt hij er in 1928 opnamen voor de film Branding, die in 1929 in Amsterdam in première gaat. Last schrijft het scenario en speelt zelf ook mee in film. Om de kosten te drukken, doen er nog wat andere bekenden mee, zoals Piet van Duijn, de zoon van zijn vroegere kostbaas, en de tekenaar Hein Block. In 1930 verschijnt er van het bewerkte scenario van de film onder dezelfde titel een novelle.****

'Onder aandachtig toezicht wordt Jef Last op de korrel genomen
door Joris Ivens, bij de ingang van de Oude Kerk.' Scène uit de film Branding.
Foto uit Katwijkse knip-sels, oorspronkelijk Nederlands Filmmuseum / Eye.

Scène uit de film Branding met op de achtergrond Hein Block en
Piet van Duijn en op de voorgrond waarschijnlijk Co Sieger.
Foto uit Katwijkse knip-sels, oorspronkelijk Nederlands Filmmuseum / Eye.

Maar er is nog iets anders moois dat Last de Katwijkers heeft nagelaten. In 1926 verschijnt in de bundel Bakboordslichten zijn gedicht 'Ballade',***** geschreven voor een Katwijkse geliefde. Met die prachtige zinnen over het oude Katwijk met zijn lage huisjes – wat een sfeertekening! – en de mooie meisjes die er heen en weer lopen over de Voorstraat – daar was vroeger de 'huwelijksmarkt'. Maar dat niet alleen. Want het gedicht is ook nog eens helemaal in Katwijks dialect! En dat voor de Hagenaar die Last toch was.

Alles bij elkaar genomen maakt het Jef Last wel tot een op-en-top gegadigde voor de serie 'Op het schrijversstrand'. Hij woonde in Katwijk, hij werkte er, en paste zich volledig aan aan het leven in de vissersgemeenschap, en als hij erover schreef, deed hij dat ook nog eens in de taal van het dorp.


Ballade

'Wé nou, 't is waer, ik mócht die meid,
jae, kaik maer naer dat geel portretje,
ik heb de waerheid jou ezeid:
'k hiéuw van die meid. Niet voor een pretje,
niet zoo as nou, van die of die,
van blonde Trees of lange Betje:
'k hiéuw van die meid. En as ik 't zie
kraig ik haest traene bai 't portretje.

Wé nou maet! Is 't zoo baister gek?
Denk jai nou: Piet de Sik is creesie(1)
Omda'w hier zitten, dronken leezie?(2)
Toe, laet dat kerel, houd je bek.
Ach, had jai Káttik maer ekend
die lange raie, laege huisies!
De Voorstraet door, van end tot end
gaen 's-avons al de mooie meisies!

Vooruit nou! Geef dat ding weer ier!
Nou? niet dan! 't was main overbuurtje
en as ik werkte in ons schuurtje
hoord ik der lachen van plesier.
En s'aevens sting ik op de straet
te kouwen op m'n cigaretten:
'een goeie teelt', zee'k tot m'n maet,
terwail m'n ooge op haer letten.

Was ze voorbai, dan ik der nae.
Zoo, sjokkesjok, op holleblokke.
Ze had zoo dikke blonde lokke
die sloeg ik uit de verte gae.
En 'k hoórde ze niet om me smoese
je weet wel: jonges viesevas,
voor main begon de waereld pas
bai haer figuurtje, en haer bloese.

Denk jai nou: wat een vuile ploert?
Die is al an z'n derde druiper
en praet asof.....' Maer 'k ben gien gluiper
'k heb altaid niet in strond eroerd!
Jai weet ook, hoe de jonges praete
daervoor ha 'k hielegaer gien oor.
Ik werkte hard, daer sting ik voor,
hun rotzooi het main kaeuwd elaete.

Ik ging naer zee, de logger op:
acht weekies uit, drie daege tuijs,
een rottig werk, de vuilste luis
het beter leve op jouw kop.
't Was sjappele steeds, m'n hand wier hard,
'k wier as die gaste lomp en raeuw
En toch, al wier 't leven graeuw
ik hieuw een lichie in m'n hart.

Da's net as dat je Kattik ziet
wanneer je 's-nachts allien de wach hebt.
Met zwarte zaele 't schip zich voortrept
allien dat lichie in 't verschiet.
Je houdt de helmstok vast in hand,
je hoort immers de branding ruischen
Straks, doór de wind, spatten de buizen
in je gezicht. Toch voel je 't land.

Ik leefde met, en as die knulle
maer, praete ze,..... stoor der niet an!
Ik liet ze zuipe, liet ze lulle
maer main geheim..... wie wist ervan!
Kwam 'k met behouwe teelt an land
las 'k in haer ooge vraeg op vraegie,
al was 't maer voor een enkel daegie
wai vond' elkander, hand in hand.

Wat lul je? Kon ik wat beginnen?
Ach man, je praet naer je verstand!
As ik naest haer lag an 't strand
kreeg ik zooiets niet in m'n zinnen.
En toch, 'k wás geil, 'k had in me lenden
daernae soms soodemieters pijn.
't Is raer, niet dan, maer 'k wou niet schenden
Wat main toen scheen, zoo mooi te zain.

Eens he'k er durreve vraege,
't was voor m'n eerste reisie,(3)
nog weet ik, hoe van 't meisie
verschrikt de ooge zaege.
'K zee, mo'k dan naer de meide
In vreemde lande gaen?
Ze het, om 't te vermeide
me willetje edaen.

En 'k heb me koesjt ehaeuwe
in Nantes en Bordoo
Ze vonde main een flaeuwe
een jongen, van zoo zoo.
Maer 'k ging niet naer de hoere
al keeke ze ook scheel.
Ik had m'n aige meissie,
daervan hieuw 'k veuls te veel!

Wé nou!..... Hoe of 't is afeloope?
Toen liet ik dat portretje zien
as nou an jou. En 'k zee misschien
te veul. Een hieuw z'n oore oopen
en schreef an haer een vuijle brief.
Om haer te waerskouwe, begraip je?
Je kent hem wel, ons donkie, Lijpje.
Nou loop ze met die vuijle dief.

En wat nog meer?..... Vooruit, dat gaet
weer onder in m'n portefulje.....
En wat nog meer?..... Nou maet, dat zul je
toch ook wel weete, hoe 't nou staet!
Nou kruyp ik met elk del in bed
da'k lekker vin as'k heb ezoope.
Maer as ik bai der ben ekroope
dan denk ik aen dat geel portret.

En nou..... soeda! Een rottig leven!
Heb jai nog centen voor een biertje?
Drie pennie nog! Ik heb gien ziertje
Kom, gaene w' op de hoek nog eeve
en dan naar kooi, en morrege voort.
Vergeet maer wat je heb ehoord
Ik lul wat veel, as 'k heb gedronke.
Stoor der niet an..... straks gaan we ronke!


* Bedoeld is hier de plek in het dorp waar jongeren en mannen van middelbare en oudere leeftijd samenkomen, meestal aan de boulevard.
** Citaten uit Jef Last, Van een jongen die een man werd. Baarn, De Nederlandsche Uitgeverij, 1941, pp. 11, 16-17 en 19.
*** J.P. van Brakel, Katwijkse knip-sels. Grepen uit de geschiedenis en volksleven van de beide Katwijken. Katwijk, 1974, pp. 36-37.
**** Jef Last is nog een derde keer in Katwijk geweest. Dat was tijdens de Tweede Wereldoorlog. Hij zat toen ondergedoken bij Lies van Duijn, de dochter van Teun van Duijn, die woonde aan de Kortenaerkade (de latere Industrieweg). Last werkte voor het illegale blad De Vonk. In maart 1942 werden medewerkers van dit blad door de Duitsers opgepakt in Amsterdam. Last ontsnapte naar Katwijk.
***** Jef Last, Bakboordslichten. Verzen. Met houtsneden van Hein Block. Amsterdam: N.V. 'Ontwikkeling', 1926, pp. 36-41.

Noten bij het gedicht van Jef Last (enigszins aangepast):
(1) creesie = crazy = gek.
(2) leezie = lazy = lui.
(3) op de grote vaart.

Met dank aan Arie Duindam voor het meedenken. Met dank ook aan Jannet van Duijvenboden-Hoek en Rudi Wester, van wie ik na verschijnen van dit blogbericht nog interessante aanvullingen ontving, grotendeels verwerkt in noot ****.