woensdag 7 december 2016

Bandje van echtheid

Bandje van echtheid, 1,1 x 10,5 cm.

Dit is mijn 'bandje van echtheid'. Het bewijs dat ik het ben die op 7 december 1961 om 3.24 uur geboren werd. Ik kreeg het om mijn pols in het Academisch Ziekenhuis te Leiden. Er staat ook nog een nummer op: 2118.* Alles om te voorkomen dat ik verwisseld zou worden met een andere baby. Dat had gemakkelijk gekund.

Precies een week eerder namelijk, op 30 november 1961, werd Huig van der Meij geboren. Ik heb zijn bandje van echtheid nooit gezien, maar ik weet dat omdat ik hem geïnterviewd heb voor mijn onderzoek naar het Katwijks dialect en bij het invullen van de personalia naar zijn geboortedatum heb gevraagd. Toen we het erover hadden, dat we precies een week na elkaar geboren waren, vertelde hij dat hij in hetzelfde zaaltje gelegen had als ik en dat mijn vader toen hij op bezoek kwam een keer een visje had meegebracht voor onze moeders.**

Als ik met Huig verwisseld was, had mijn leven er heel anders uitgezien. Ik was dan hovenier geweest en in een gezin opgegroeid waar plat Katwijks werd gesproken. Mijn vader had op klompen gelopen en ik had in de Sluisweg gewoond. Toen ik zesendertig was, zou daar een dialectoloog zijn langsgekomen die mij ging interviewen over mijn dialect. Dat zou dan Huig van der Meij geweest zijn, maar met mijn naam en achternaam.*** Hij moest nog meer interviews afnemen in Katwijk en ging daar een dik boek over schrijven.**** Als ik met Huig verwisseld was, had mijn zus een heel andere broer gehad. Maar we hadden dat allemaal niet geweten.

Als het toch gebeurd is en ik verwisseld ben, wat gemakkelijk kan, is Huig de zoon van mijn moeder en ben ik de zoon van zijn moeder. We zullen het nooit weten.

Noten
* Zo'n hoog nummer kan natuurlijk best als je in december geboren wordt. Ik moet dat uitzoeken. Als het inderdaad een volgnummer is en we ervan uitgaan dat ik op de 341ste dag van 1961 geboren ben, komen we voor het Academisch Ziekenhuis Leiden op een gemiddelde van 6,2 baby's per dag. Ik vind dat nog meevallen voor zo'n groot ziekenhuis. Maar misschien kreeg je in andere gevallen ook wel een bandje van echtheid om je arm en dan is het gemiddelde geboortecijfer lager.
** Dat had hij van zijn moeder gehoord. Blijkbaar lag je in het begin van de jaren zestig ook wel lang in het ziekenhuis als je bevallen was.
*** Want wij zouden alleen als persoon verwisseld zijn. Het interview vond plaats op 2 december 1997.
**** Dat was zijn proefschrift, Dialect en dialectverandering in Katwijk aan Zee, dat in 2004 zou verschijnen. Met Jaap van der Marel zou Huig van der Meij nu aan het Katwijks woordenboek gewerkt hebben, dat volgend jaar verschijnt, bijgenaamd 'De Dikke Van der Meij en Van der Marel'. Wat goed blijft hangen, omdat het door het staf- of letterrijm zo mooi allitereert. Maar dat kunnen we niet weten, of het Huig is die in mijn naam aan het woordenboek werkt, en dus wordt de bijnaam gewoon toch maar 'De Dikke De Vink en Van der Marel'.

dinsdag 29 november 2016

Tynjetaler – Mooi Friesland (3)

Friese tynjetaler, normaal met grote gaten, hier door de verpakking wat verfrommeld.

En een tynjetaler, da's gewoon een emmentaler uit Tynje. Zo eenvoudig is dat. Alleen, in Tynje zijn geen dalen. Maar... in Emmen ook niet.

De tynjetaler wordt exclusief gemaakt bij kaasboerderij De Gelder, in Tynje.*

* Tynje is hier op z'n Fries gespeld. In het Nederlands is het Tijnje, maar de uitspraak blijft 'tienje'.

donderdag 17 november 2016

Beelden van Gerard Brouwer – Overzichtstentoonstelling in het DunaAtelier

Gerard Brouwer: 'Een beeld waar muziek in zit.'

Ooit wel eens zoveel hartverwarmende beelden bij elkaar gezien? Kom dan deze winter naar de overzichtstentoonstelling van Gerard Brouwer in het DunaAtelier in Katwijk.

Op de tentoonstelling wordt ook zijn meest recente werk 'Maatjes' getoond. Een beeld waarvan hij hoopt dat het binnenkort levensgroot op de Boulevard wordt geplaatst.

Gerard Brouwer met 'Maatjes'.

Uit het persbericht: Galeriehouder Jan van Munster van Smelik & Stokking Galleries (Amsterdam en Den Haag) noemt Gerard Brouwer getalenteerd, hardwerkend, professioneel en bovenal ongelofelijk aardig. 'Dat zie je terug in zijn beelden,' zegt hij. 'Het is niet voor niets, dat veel van zijn werken terug te vinden zijn in de publieke ruimte. Allemansvrienden zijn het, in de goede zin van het woord. Zijn haringeters, zijn dartele koeien, een kalm grazende kudde, het bloemenmeisje, het zijn allemaal beelden die getuigen van een hartverwarmende eenvoud die velen tot de verbeelding spreekt en wordt gewaardeerd.'

De tentoonstelling in het DunaAtelier is te bezoeken van 27 november tot en met 5 maart 2017, op vrijdag, zaterdag en zondag van 14.00 tot 16.00 uur, met uitzondering van 25 december en 1 januari.
Het DunaAtelier is gelegen aan de Boulevard 73 in Katwijk. Parkeren kan in de ondergrondse parkeergarage aan de Boulevard, uitgang Voorstraat.

Meer beelden van Gerard Brouwer vindt u onder deze knop.

maandag 7 november 2016

Een plein in Venetië (1)


Dit is het plein tegenover waar we logeerden in Venetië. Een plein dat ook in Parijs had kunnen zijn. Bankjes, boompjes, oude mensen, jonge stelletjes, kinderen die eromheen spelen. Soms ook helemaal leeg. En als de zon in de avond zakt, nog warm in de schaduw.

zaterdag 5 november 2016

De taartjes van Venetië


Het begon met broodjes. Omdat het tijd werd voor een broodje. En we daar toevallig liepen. Want je kan overal lopen in Venetië.*


Op het pleintje waar we toevallig liepen, de Campo San Luca, kwamen heel veel straatjes uit, met heel veel hoeken – elk straatje heeft twee hoeken, dus ga maar na –, en op een van die hoeken zat een bakker. Ik moet zeggen: een patissier.


Want we kwamen voor de broodjes en gingen er vervolgens elke dag een gebakje eten.


Want ze hadden er vooral heel veel gebakjes, heel veel verschillende gebakjes ook vooral. Dat deden de Venetianen ook, zagen we, gebakjes eten, dus deden wij dat ook. Een toerist wil toch zo veel mogelijk niet toerist zijn en doen wat de autochtone bevolking doet. Pas dan word je helemaal een met de plek die je bezoekt, ben je los van waar je vandaan komt. Tenminste, dat denk je. Want de autochtone bevolking zal je altijd blijven herkennen, als toerist.


De broodjes kwamen om elf uur, ruim voor lunchtijd, als er aan de rechterkant van het buffet ruimte ontstond naast de gebakjes, de gebakjes daar een beetje op raakten. Als de broodjes dan weer op waren, zou de ruimte weer gevuld worden met gebakjes. Enzovoorts, enzovoorts, dag in, dag uit. Maar nu lagen er melkwitte boterhammen,** sandwiches, met van alles en nog wat ertussen en pistolets met lekker veel zaden erbovenop en pompoenpitten. Wij kozen voor de pistolets. Een mooie zaak, Marchini Time, met een lang buffet, waar iedereen even staand een kop koffie met wat erbij neemt.

* Lopen en verdwalen. De eerste dag zijn we ook echt verdwaald, omdat we terug de Rialtobrug genomen hadden, terwijl we dat heen niet hadden gedaan. Dan gaat het mis. Om eruit te komen, uit onze dwaling, moesten we de brug weer opnieuw nemen, maar nu de andere kant op dan dat we haar terug genomen hadden. Dan zouden we weer in onze uitgangspositie komen en konden we de brug vervolgens negeren, er niet meer overheen gaan, net als we op de heenweg hadden gedaan, en kwamen we weer op de goede weg. Verdwalen hoort bij Venetië, door die straatjes die alle kanten op gaan. Al kun je nooit helemaal echt verdwalen, omdat het eiland is en je er niet af kan.
** Ik zeg melkwit, maar ze waren bijna geel, die boterhammen, als brioches. Het is jammer dat ik er geen foto's van heb.

dinsdag 1 november 2016

De taartdoos van Venetië

Het dogepaleis met links de campanile en het San Marcoplein.

Het dogepaleis, van wie weet hoelang al geleden, dat ontwerp, als een strakke taartdoos, gebaksdoos. Niet helemaal wit of met het logo van de bakker, maar met een eenvoudig patroontje op de buitenkant. Tijdloos ontwerp dat nooit verveelt. Italiaans design in z'n vroegste vorm.

zaterdag 29 oktober 2016

Venetië in de verte

Venetië, gezien vanaf de brug tussen Burano en Mazzorbo. 11 oktober 2016.

Zo is het maar een streepje. Een rafelrandje. Zo'n randje wat je wel eens ziet boven aan de binnenkant van je kopje wanneer je je koffie op hebt.* De verzonken stad met z'n torens. Een streepje dat almaar dunner wordt, als je maar wacht... misschien nog een eeuw, twee eeuwen...

*Zo'n rafelrandje, ik heb het ook wel eens gehad in het ziekenhuis, toen ik omhoogkeek uit m'n bed, met m'n ogen half dicht, net boven het prikbord, de overgang van het schilderwerk van de muur naar een geverfde houten rand, noem het een lambrizering, ooit scherp gesneden door de schilder, maar dat ik in die overgang, die rafelrand, wat zal het geweest zijn, twee millimeter, toch een hele horizon zag, van dorpjes met kerktorens en daartussendoor het vlakke weiland met hier en daar een boom of struik.

zaterdag 8 oktober 2016

Albert Verwey, Willem Kloos en Frederik van Eeden – Op het schrijversstrand (13)

Frederik van Eeden, Gezicht op Katwijk. Olieverf, doek op paneel, 23 x 31,6 cm.
Drents Museum, inv./cat.nr S 329.

In de zomer van 1888 verblijven de dichters Albert Verwey en Willem Kloos in Katwijk. Zij logeren er in het pension van mevrouw Vooys in de Voorstraat. Zij is de vrouw van boer Hendrik Vooys. Verwey en Kloos maken deel uit van de redactie van De nieuwe gids, het literaire tijdschrift van de Tachtigers. In 1887 vertoefden zij voor hun 'zomeroverleg' ook al eens aan zee, in Zandvoort. Nu is de keuze op Katwijk gevallen. Dat komt vooral Verwey goed uit. Het biedt hem de mogelijkheid zijn vriendin Kitty van Vloten te ontmoeten. Zij logeert in dezelfde tijd met haar moeder aan de boulevard in Hôtel du Rhin, maar een paar minuten lopen van het pension.(2) Op 10 juni schrijft Verwey aan zijn vriendin:

'Gehuurd Vrouw Voos(3) Voorstraat Katwijk drie gulden per dag twee kamers twee maanden Albert. Dat 's 't telegram, Kit. Ik stuur het je maar per brief en niet met de telegraaf, omdat er niet zoo 'n érge haast bij is. Vind je 't niet mooi. Vrouw Voos is een zindelijke vrouw, die er gezond uitziet en dus waarschijnlijk goed kookt en omvangrijke begrippen heeft omtrent levensbehoeften en geriefelijkheden. De Voorstraat is een – enfin, een voorstraat, een straat voór-aan het strand: dat weet je, en heel netjes, wezenlijk een straat enfin! Het huis heeft jaloezieën en een deur met een stoepje tusschen twee ramen, en een boompje of zoo iets ervoor. En kloos zijn kamer is heel groot met een alkoofje en de mijne is heel klein zonder alkoofje, maar dat schaadt niet. En drie gulden per dag per persoon is wel niet weinig, maar te veel is het ook niet. En twee maanden is een heele tijd en twee maanden in Katwijk is een heele plezierige tijd, en twee maanden met Kloos als zieke en jouw als gezonde kameraad is een allemachtig prettige en plezierige tijd. Vind je oók niet?'(4)

Albert Verwey en Kitty van Vloten ontmoeten elkaar die zomer veelvuldig. Buiten het zicht van Kloos maken zij lange strandwandelingen en op een van die wandelingen besluiten zij zich te verloven.

Kloos zit ook niet zomaar in Katwijk. Hij is veel ziek, maar heeft dat vooral aan zichzelf te danken, omdat hij onmatig is in alles. Hij drinkt te veel en rookt de hele dag sigaren en is ook nog eens een veel te grote eter. Frederik van Eeden is met het idee gekomen hem naar zee te sturen. Van Eeden zit ook in de redactie van het tijdschrift en is behalve schrijver ook arts (psychiater). Hij schrijft Kloos het gebruik van zeebaden voor en veel bronwater te drinken.(5) Een advies dat Kloos lijkt op te volgen. Op 13 augustus 1888 schrijft Verwey aan zijn broer Chris:

'Kloos wil tegenwoordig maar niet uit zee. Vandaag is hij stilletjes weggeloopen en toen ik hem zoeken ging lag hij voor de tweede keer in 't water.'(6)

In de maanden dat de dichters bij mevrouw Vooys logeren, krijgen zij alleen Vichy-water te drinken. Ook de andere redactieleden(7) en dichters die in het pension hun intrek nemen, moeten aan het bronwater. Ondertussen doet de gastvrouw enorm haar best het de heren naar de zin te maken. Verwey schrijft aan zijn broer:(8)

'Ons leventje gaat nu rustig zijn gang, behalve als we baden zooals vanmiddag. Kloos heeft dan met zijn lange armen wel wat van een aangeschoten vogel, die klapwiekt, maar niet weg kan.
Paap en Boeken(9) zijn hier ook gekomen en hebben ieder een kamer gehuurd bij dezelfde vrouw Vooys, die nu letterlijk glimt van pleizier en van de warmte van het eten koken. Paap is hier om een boek te schrijven over wettelijke verordeningen op de dronkenschap, waarvoor hij natuurlijk absoluut nuchter zijn moet, wat hier makkelijk kan, bij gebrek aan bereikbaren drank.'

De redactie zelf zal ook nog aan het werk moeten. Want voor het augustusnummer van De nieuwe gids is veel te weinig kopij is binnengekomen.

De zomers én de zee in Zandvoort en Katwijk zijn voor Kloos ingrijpende belevingen. In 1888 schrijft hij voor 'zijn arts' Frederik van Eeden het bekende sonnet 'Van de Zee'.(10)


Van de Zee

Aan Frederik van Eeden

De Zee, de Zee klotst voort in eindelooze deining,
De Zee, waarin mijn Ziel zich-zelf weerspiegeld ziet;
De Zee is als mijn Ziel in wezen en verschijning,
Zij is een levend Schoon en kent zich-zelve niet.

Zij wischt zich-zelven af in eeuwige verreining,
En wendt zich altijd òm, en keert weer waar zij vliedt,
Zij drukt zich-zelven uit in duizenderlei lijning
En zingt een eeuwig-blij en eeuwig-klagend lied.

O Zee, was Ik als Gij in àl uw onbewustheid,
Dan zou ik eerst gehéél en gróót gelukkig zijn;

Dan had ik eerst geen lust naar menschlijke belustheid
Op menschelijke vreugd en menschelijke pijn;

Dan wás mijn Ziel een Zee, en hare zelfgerustheid,
Zou, wijl Zij grooter is dan Gij, nóg grooter zijn.


Ook Frederik van Eeden laat zich die zomer in Katwijk niet onbetuigd. Behalve schrijver en arts blijkt hij ook nog een heel verdienstelijke kunstschilder te zijn. Achter op het balkon van het pension van mevrouw Vooys maakt hij een schilderijtje van het uitzicht. Zo komen we erachter waar het pension ongeveer geweest moet zijn. Ergens tussen de huidige boulevard en de Princestraat aan de kant waar nu het DunaAtelier staat, dus inderdaad 'voór-aan het strand'.


Van bijna zestig jaar later is er ook nog een foto, genomen vanaf ongeveer dezelfde plek, maar wel iets meer naar het noorden, vanaf de overkant van de Voorstraat. De Voorstraat loopt voor het huis met het platte dak langs. Een van de twee huizen daarachter, in het midden van de foto, het linkerhuis waarvan het raam openstaat of het huis waarvan de gevel grotendeels verscholen gaat achter het huis met het platte dak, zou wel eens een balkon aan de achterkant kunnen hebben, waar Frederik van Eeden in de zomer van 1888 aan zijn schilderij werkte. De hooiberg staat op dat schilderij namelijk wat dichterbij dan op de foto en er staan geen huizen tussen balkon en hooiberg. Het moet het erf van de boerderij van Hendrik Vooys zijn. Een van de twee huizen aan de Voorstraat moet het pension van zijn vrouw geweest zijn, waar in die zomer de schrijvers van de Beweging van Tachtig bijeenkwamen.
De foto is uit het begin van de oorlog, in 1945. De toren is al van de Oude Kerk af gehaald. De rest van de kerk blijft staan. Niet lang daarna worden, op last van de bezetter, wel alle huizen die we hier zien met de grond gelijk gemaakt.


Met dank aan Gerard Brouwer voor de tips.

Noten:
(1) Voluit: 'Beweging van Tachtig' (1880-1894).
(2) De familie Van Vloten komt dan al jaren in Katwijk.
(3) Vooys.
(4) A. Verwey aan K. van Vloten 10.6.88. In: Verwey 1995, pp. 451-452.
(5) Janzen 2013, pp. 336-339.
(6) A. Verwey aan C. Verwey 13.8.88. In: Verwey 1995, p. 490.
(7) Behalve Willem Kloos, Albert Verwey en Frederik van Eeden, bestond de redactie nog uit Frank van der Goes en Willem Paap.
(8) A. Verwey aan C. Verwey 6.7.88. In: Verwey 1995, p. 464.
(9) Hein Boeken.
(10) Gepubliceerd in: Willem Kloos, Verzen. Amsterdam 1894.

Literatuur:
Janzen 2013: J.W.P. Janzen, De Amsterdamse jaren van Willem Kloos. Deel I (1859-1888). Diss. Amsterdam. Instituut voor Cultuur en Geschiedenis. Voor dit blogbericht is gebruik gemaakt van hoofdstuk 18. Kloos en Verwey: een vriendschap (pp. 321-353).
Verwey 1995: Albert Verwey, Briefwisseling 1 juli 1885 tot 15 december 1888. Bezorgd, ingeleid en van aantekeningen voorzien door Margaretha H. Schenkeveld en Rein van der Wiel. Amsterdam.

vrijdag 23 september 2016

Filmster

Willem van Rijn.

M'n overgrootvader, ik heb 'm niet gekend, was-ie in Hollywood geboren, dan was-ie vast een hele bekende acteur geweest.

zaterdag 3 september 2016

Bij het pierement – Koninginnedag negentiennogwat

Leuntje, Agaath en Pietje.

Zo moet het gegaan zijn. Op die Koninginnedag op de laatste dag van april. Het was lekker weer. Je kon op strand zitten. De dochters hadden moeder meegenomen. Ze hadden door de Voorstraat gelopen, tot ze bij het plein voor Hotel Noordzee waren. Daar stond dat beroemde draaiorgel van Perlee, helemaal uit Amsterdam gekomen.
'Moe, maakt u even een foto van ons?'
'Nee hoor, dat kan ik niet. Laat Maartje het maar doen. Ik hoef er niet op hoor.'

Maartje, Pietje, moeder Pietje, Leuntje.

Op het strand waren ze wel met haar op de foto gegaan.* Eerst had Agaath de foto genomen en toen Maartje, of was het andersom. Twee jongens zijn in het zand aan het graven. Het is druk op de Boulevard. De mensen hebben hun zondagse kleren aan. Nog gekocht voor de Pasen.

Op het draaiorgel staan vlaggetjes en de kinderen hebben sjerpen om. Kijk Pietje eens lachen naar ze. Ze heeft het helemaal niet door dat ze op de foto gaat. Leuntje wel, die lacht recht in de camera. Agaath lacht ook. Er wordt vast leuke muziek gedraaid. En dat jochie met die Mexicaanse hoed, zou dat een straatschoffie zijn uit Amsterdam, meegekomen met het orgel?**

Leuntje, Pietje, moeder Pietje, Agaath.

*De foto's moeten na 1953 genomen zijn, misschien vroeg in de jaren zestig. In 1953 werd Hotel Noordzee gebouwd, maar de hotels en restaurants daarnaast zijn van later tijd.
** Nader onderzoek leert dat het draaiorgel ook dichter uit de buurt kan zijn gekomen, omdat Perlee vooral als orgelbouwer bekendstond, niet zozeer als orgeldraaier. Met dank aan Pieter Allersma voor de informatie.

woensdag 31 augustus 2016

84


Vandaag is m'n moeder 84 geworden. Jarig gelijk met de ouwe koningin, die van voor Juliana nog. Dat zei ze altijd, dan hingen de vlaggen uit en hadden we allemaal sjerpen om en strikken in ons haar. En het was altijd warm.

vrijdag 26 augustus 2016

Bramen plukken – Vroege herinneringen (3)


We gingen ook bramen plukken in de duinen. Dat was aan het einde van de zomer, als ze goed dik waren. Die noemden we besuikerd. Dan vielen ze bijna van de struiken af. We zochten een dal waar heel veel van die besuikerde bramen waren. Dan had je zo een emmer vol. We gingen dan met z'n allen in dat dal langs de hellingen plukken met allemaal een eigen bakje en zetten de emmer in het midden waar we dan die bakjes in leegden. Maar soms had je alleen maar eentjes of tweetjes of drietjes. Dan had zo'n braam maar een, twee of drie besjes. Dan ging het niet zo hard.


We gingen wel eens stiekem in de zeereep. Daar mocht je niet komen, maar daar stonden wel heel veel bramen. Je kon er de duinwachter tegenkomen. Dan moest je rennen en gauw weer over het prikkeldraad, want anders pikte die duinwachter je volle emmer in en had je voor niks al die bramen lopen zoeken.
De braamstruiken prikten ook altijd heel erg aan je vingers. Als de zon heel heet was, deed je een zakdoek op je hoofd, met knopen op de hoeken. Je kwam ook wel eens thuis van het bramen plukken en dan zat je broek helemaal vol met klitten aan de onderkant. Als je een meisje was met lang haar, had je soms klitten in je haar. Die gingen er heel moeilijk uit. Dan moest je het haar eruit knippen. Op het fietspad waren allemaal paarse vlekken, van bramen die uit de emmers gevallen waren.
Mijn moeder kookte sap van de bramen en die kreeg je dan de hele winter in de gele vla, maar dan moest je wel eerst je eten opeten.

Met dank aan Lenny Haasnoot voor de foto's.

woensdag 3 augustus 2016

Schoenen passen

'Hoe vindt u deze?'

Aan de overkant van de straat had je de schoenenzaak van Van den Berg. Met nog enkele andere middenstanders de enige katholieken in het dorp.* Maar het waren de overburen en aardige mensen. Zelf was ze een van de laatsten die nog in klederdracht liepen. Iemand moet gedacht hebben, dat gaan we fotograferen, in onze moderne zaak. En haar dochter moet ook mee.
Ze hadden er speciaal een fotograaf voor laten komen, Jaap van Duyn, uit de Princestraat. Wat zal het geweest zijn, jaren zeventig, tachtig.** Er hangen nog lang geen Crocs in het rek. Om van Uggs maar helemaal te zwijgen.

Links tante Agaath, in het midden mijn overgrootmoeder Pietje van Rijn.
Wie anderen zijn weet ik niet.


* Ik heb me eens laten vertellen dat er op een zeker moment in het hele, overwegend protestantse dorp maar vijf katholieke families waren. Dat was zelfs nog na de oorlog.
** De foto's zaten in een bruin mapje – die had je in die tijd – met de naam van de fotograaf in modern vormgegeven kleine letters en ook alle overige tekst in een schreefloos font zonder hoofdletters. Het telefoonnummer (alleen het abonneenummer) bestond nog uit vijf cijfers. Het kengetal, dat er niet bij staat, bestond eveneens uit vijf cijfers: 01718. Nu is dat 071 en bestaat het abonneenummer uit zeven cijfers. De kleur van de opdruk zal oorspronkelijk matgoud zijn geweest. De foto's in het mapje zijn gedrukt op mat papier met putjes. Modern voor die tijd, maar het maakt ze niet scherp.

Gedeelte van het fotomapje.

zondag 17 juli 2016

Roodkapje en de wolf in het Vondelpark


Dat was wel een heel andere Roodkapje gisteren in het Vondelpark. Een Roodkapje die uiteindelijk verliefd werd op de wolf. Ze wou hem wel opeten, zo verliefd werd ze. Ze zou eerst koekjes naar grootmoeder brengen, maar die had nog genoeg koekjes, dus daar hoefde ze niet naartoe. Daarom ging ze maar wat wandelen. Ze wilde een keer een heel andere route nemen dan ze altijd in haar sprookje had gedaan. Omdat ze van het pad af ging, raakte ze helemaal de weg kwijt. Er lagen broodkruimels op het pad. Hoe kon dat nou? Er lag ook een appel in het bos. Toen Roodkapje daar een hap van nam, viel ze in slaap, want de appel was giftig. Maar ondertussen had Roodkapje ook een zilveren muiltje gevonden, waar een prins naar op zoek was, want dat muiltje had op de trap moeten liggen, waar het verloren was. Maar daar lag het niet. Er was een geitje dat op zoek was naar een klok om zich te verstoppen voor de wolf, die ondertussen de prins had opgegeten. Toen moest de wolf met het kroontje van de prins op zijn hoofd alleen nog Roodkapje wakker kussen en leefden ze nog lang en gelukkig.




Het Kleine Theater speelde Roodkapje in het Vondelpark Openluchttheater.

dinsdag 5 juli 2016

Het raampje in de voordeur


Dit was de plek van m'n tante Agaath. In februari is ze overleden. 85 jaar in hetzelfde huis gewoond, vanaf de dag dat ze er werd geboren. Tante Agaath. Voor iedereen altijd even lief en attent. D'r moeder, die ze jarenlang verzorgde, en ook d'r zuster de laatste jaren. En als je bij haar langsging, in dat huis dat er misschien al honderdvijftig jaar staat, kon je zo naar binnen, met je arm door het raampje, het raampje in de voordeur dat altijd openstond.

Vandaag was haar verjaardag.

zondag 5 juni 2016

Het pleintje van Lisa


In Corniglia* heb je aan het pleintje aan het begin van het dorp twee kleine supermarktjes. Ze zijn ongeveer even groot. Of eigenlijk dus 'even klein'. Ik schat dat ze alle twee ongeveer twee bij zeven meter in oppervlakte zijn. Toen we een paar dagen in Corniglia waren, ontwikkelden we voor een van de twee een voorkeur: het winkeltje van Lisa. Lisa vertelt wat ze verkoopt, legt je uit wat het verschil is tussen de broden, of de kazen, of de verschillende focaccia's. Dat zijn vette, luchtig gebakken broodjes die op de toonbank liggen. Ze zijn ook een beetje zoutig. Als je er eentje gegeten hebt, denk je dat ze in olijfolie gedrenkt zijn, maar in de meeste soorten zit gewoon boter. Alleen in die met de gele kruimeltjes erbovenop zit olie. Die zijn plantaardig en zogezegd het gezondst. Behalve rechthoekige focaccia's heb je ook nog ronde. Die komen uit het buurdorp Vernazza. Dat wijkt in alles af van het rustige Corniglia. In Vernazza zit het bestuur van de twee gefuseerde gemeenten. Daar zit ook de burgemeester. In Vernazza wordt de dienst uitgemaakt en de mensen in Corniglia merken dat de mensen in Vernazza op allerlei manieren bevoordeeld worden. Vernazza is daardoor ook veel toeristischer, wat dan weer een voordeel is voor Corniglia, vinden wij. Lisa kan je precies vertellen hoe het allemaal zit. Als er geen klanten zijn, maakt ze graag een praatje, in haar beste Engels. Ze vertelt dat er 's winters, als de toeristen weg zijn, 180 inwoners in het dorp wonen. Op een dag wilden we naar San Bernardino wandelen. We keken er vanuit ons appartement op uit, dat kleine dorpje boven op de berg. Je kan er vanuit Corniglia alleen via de weg komen, zei Lisa. Er is wel een pad, maar dat loopt heel steil de helling af in de richting van Vernazza. We besloten de weg omhoog te nemen en dan via dat pad omlaag met een omweg via Vernazza weer naar Corniglia te wandelen. In San Bernardino wonen niet meer dan 30 mensen, weet Lisa ons te vertellen.** Lisa weet alles. Ze kan je ook vertellen als er een weerwaarschuwing voor die dag is uitgevaardigd en je beter niet over de bergpaadjes kan gaan wandelen. Buiten tegen de muur van de winkel staat een rekje met zes kratjes, met appels en perziken en bananen en tomaten, ronde en romatomaten, en kersen en kiwi's. Soms staat er op een krukje aan de andere kant van de deur een kistje met aardbeien. Als je een doosje koopt, kijkt ze ze helemaal na, van boven en van onderen. De man van Lisa is heel precies in het optellen van de boodschappen, maar Lisa houdt er een andere, nogal wonderlijke manier van uitrekenen op na. Net of ze hiermee in een psychologisch spel met haar man verwikkeld is. Heel af en toe tref je ze beiden achter de toonbank aan. Maar meestal is het alleen Lisa. Het liefst wil ze alles weggeven, zo lijkt het. Dan koop je wat yochurt, wat broodjes, die in Italië, als laatste land, zou je bijna denken, nog lekker echt en stevig zijn, tomaatjes, kiwi's, een doosje aardbeitjes, kaas, melk, je ziet een bedrag op de kassa verschijnen, zeg 9,43, en dan zegt Lisa: 'Uhhh..., eight.' Ze zegt het alsof ze een schatting maakt, van wat het eigenlijk waard zou moeten zijn. Maar het is altijd in het voordeel van de klant. En altijd afgerond op hele euro's. Van die echte en stevige broodjes die ze verkoopt, maakt ze verse sandwiches, dik belegd, voor een luttel bedrag. Als je gebakjes koopt, geeft ze het zakje apart aan als je in je andere hand je tas met andere boodschappen hebt en zegt: 'It's a present for your wife.' Mijn vrouw wilde op een van de laatste dagen van ons verblijf een potje echte pesto kopen als cadeau voor een vriendin en vroeg wat Lisa haar kon aanraden. Ze loopt naar het schap en zegt: 'This one', zelfgemaakte pesto van het restaurant Sassarini. Ze doet het potje in een zakje en loopt weer naar het rek. Kijk, en dan doe ik die erbij voor jouzelf. Lisa is een ongelofelijk schat. Soms doet ze de boodschappen in een papieren tas en schrijft daarop met pen 'En se ciape-a de Lise'. Eerst dachten we dat het gedrukt was, een beetje artistiekerig, drukwerk dat erop lijkt alsof het met een pen geschreven is, zoals je wel eens onder brieven van grote firma's ziet, zo'n voorgedrukte handtekening van een of andere bobo die je helemaal niet kent. Maar nee, Lisa schrijft het er iedere keer weer opnieuw op, want al die papieren zakken die we in de korte tijd dat we in haar dorp verblijven verzamelen zijn een beetje verschillend van elkaar. Wat ze opschrijft, is plaatselijk dialect voor zoiets als 'op het pleintje van Lisa' of 'op de plek van Lisa'. Het plaatselijk dialect, van 180 mensen.


* Het middelste van de vijf Cinque Terre-dorpjes aan de Ligurische kust van Italië.
** Ik heb even gegoogeld. In San Bernardino wonen 27 inwoners, verdeeld over 21 'families': 17 zijn alleenstaand, 3 huizen worden door 2 mensen bevolkt en in 1 huis wonen 4 mensen.

maandag 30 mei 2016

Die dorpjes


Ja, die dorpjes heb je hier veel natuurlijk, in Italië, met al die ouwe huisjes, kriskras door mekaar en op mekaar gestapeld, nauwe straatjes, trapjes, je kent het wel. Kerkjes, bim-bam-bom. De was die hangt te drogen. Net als in An Americanvan Anton Corbijn, of in De vrouwenverzamelaar, van Adri van Beelen.

woensdag 25 mei 2016

Oorlog en vrede in het Concertgebouw


Dat is toch grandioos, behalve dat het onvoorstelbaar knap is, de kunst om dit als groep voor elkaar te krijgen, om een sfeer neer te zetten – ik druk me wat ongelukkig uit – iedere keer weer, altijd maar weer, met z'n zeventigen, allemaal anders, ieder op een ander instrument, dat dan één geluid wordt, zoals afgelopen zondag, in het Concertgebouw, het geluid van het statige Music for the Royal Fireworks, Engelse overwinningsmuziek, trots, met toeters en trommels, maar daartussendoor veel melodieuze zwier, heel achttiende-eeuws, heel erg Händel, en na de pauze het geluid van de Achtste van Sjostakovitsj, uit 1943, Tweede Wereldoorlog, een symfonie waarmee het orkest volledig de breedte in gaat, het hele podium bestrijkt, met, zoals in het programmaboekje staat, veel slagwerk achterin, dat soms losbreekt 'en klinkt als een onheilspellende oorlogsmachine met gillende klarinetten, snerpende piccolo, een jankend strijkorkest, met pauken en trommen die inslaande bommen suggereren'. Ik hoor cello's en bassen die dreigend zoemen, en soms ook hun snaren laten knallen. De ellende van de oorlog in muziek vertaald.

Wat is dit voor beroep? Wat hebben die zeventig mensen met elkaar om dat te kunnen? Zo schitterend, zo prachtig mooi. Speciaal voor mij, voor ons allemaal, om daar op dat podium te gaan zitten, avond aan avond, een zondagmiddag soms. Wat mooi om dat te willen. Een diepe buiging, chapeau, bravo! – om in publiekstermen te blijven.

Laat de politiek daar in godsnaam af blijven.

Op 22 mei hoorden we in het Concertgebouw het Nederlands Philharmonisch Orkest.

dinsdag 24 mei 2016

Ave, ave, ave Maria


Als je dan je pizza zit te eten en om halfacht het carillon van de San Pietro het Ave Maria van Fatima klingelt, weet je dat je in Italië bent.

Nou vind ik wel dat het echte Ave Maria veel en veel mooier is, maar niet geschikt voor carillons, vrees ik. Bij het Ave Maria van Fatima (het Fatimalied) zie ik altijd slepen van nonnen in lange gewaden. En je bent het meteen al zat zodra je het hoort. Dat slepende gezing. Het lijkt wel een mantra.* Hoor maar in het volgende filmpje.


* Volgens Van Dale (figuurlijk): steeds, met name tot vervelens toe herhaalde boodschap.

zaterdag 14 mei 2016

Dommetje


Je kan niet altijd maar overal zijn. Daarom brachten Gerard en Linda dit potje zand voor me mee uit Sainte-Marguerite-sur-Mer.* De naam van het plaatsje is in mooi schuin handschrift op een papiertje geschreven en met plakband erop geplakt. Het deksel heeft hier en daar wat butsen, roest lijkt het. Wat zou erin gezeten hebben? Kappertjes? Nu zien we mooi gevarieerd zand, grof, veelkleurig.

Sainte-Marguerite-sur-Mer is een plaatsje dicht onder Dieppe en iets verder van Fécamp gelegen. Fécamp, waar Dom Bénédictine gemaakt wordt, een alcoholische kruidendrank. Katwijkse vissers die vroeger de havens van Dieppe of Fécamp aandeden, namen wel eens een fles van dat spul mee naar huis. Een 'dommetje' noemden ze dat.

Ook de vader van Linda kwam vroeger als visser in Dieppe.

* Voor m'n verzameling.

zaterdag 7 mei 2016

Het wonder van Katwijk


Ik herinner me nog, lang geleden, in een trein vol bedevaartgangers, terug uit Lourdes op weg naar Nederland – wij hadden er in de bergen gewandeld – een vrouw tegenover ons met zo'n Mariabeeldje gevuld met water, eerder eigenlijk een flesje in de vorm van een Mariabeeldje, een plastic flesje. Zij vertelde dat het bijzondere aan het water in het flesje was dat het niet verdampte. Thuis had ze nog zo'n flesje, van een paar jaar daarvoor, ook meegebracht uit Lourdes, en daar was nog geen druppel uit verdampt.

Het is natuurlijk niet zomaar water, dat water uit Lourdes. Het komt uit de Grot van Massabielle, waar in 1858 Maria verschenen is aan de 14-jarige Bernadette Soubirous, een eenvoudige molenaarsdochter. Maria had haar van allerlei kwalen genezen. Sinds het bekend worden van deze wonderen kwamen er jaarlijks zes miljoen bezoekers naar de grot om er te bidden en water mee te nemen dat er ontspringt uit een bron. Maar dat dit water anders zou zijn dan ander water en niet verdampte, dat geloofde ik niet. Ik vertelde de mevrouw dat ik dat wel begreep dat dat water in haar Mariaflesje er niet uit wou. Omdat er een dop op zat. Een plastic dop op een plastic flesje. Maar nee hoor, daar lag het niet aan. Volgens de vrouw had het niet met flesje te maken maar met het water. Het water zelf, daar lag het aan. Het was de eigenschap van het water, dat het niet verdampte. De vrouw was zeer stellig in haar opvatting. Ik probeerde het haar nog een keer uit te leggen, van de dop en het flesje, maar het had geen zin. Bij hoog en bij laag bleef zij volhouden dat het het water was. Uiteindelijk gaf ik haar maar gelijk. Het was nog een lange reis naar Nederland en de sfeer moest vooral prettig blijven. Misschien dat het lag aan mijn nuchtere protestantse opvoeding,* maar ook zonder die opvoeding was ik niet in haar verhaal getrapt. Hier golden gewoon de natuurwetten.


Later ben ik daar toch anders over gaan denken. Ooit, ook alweer lang geleden, heb ik voor mezelf een kunstwerkje gemaakt, bestaande uit een blok hout met daarin twee gaten, als een soort van houder. In het ene gat zette ik een pot met zand en in het andere een pot met zeewater uit Katwijk. Dat was op 4 september 1999, staat onder de potten in het blok. Waarom ik het kunstwerkje gemaakt heb, weet ik niet meer. Het zal wel met de eeuwwisseling te maken hebben. Heel voor de hand liggend heb ik het 'ZEEZAND' genoemd. De potten zijn afgesloten door een bakelieten deksel met daartussen een flexibele lijm. De deksels zijn verzegeld. De potten zijn nooit geopend. Daarmee werd dit kunstwerkje een relikwie.** Met het zand ondertussen is natuurlijk niets gebeurd, maar met het zeewater wel. Dat is bijna helemaal verdampt. Op het moment van schrijven zit er in de pot nog een dun laagje water, met daarin, op een hoopje, ook een wat vaster residu, een doorzichtig bergje. Zou dat het zout zijn dat uit het water is overgebleven?


Wat kan er de verklaring voor zijn dat het water verdampt is? Is bakeliet, de voorloper van plastic, poreus? Ik kan het me niet voorstellen. En kan water door een lijmlaag die de pot hermetisch afdicht, of als die lijmlaag misschien verteerd zou zijn,*** om een hoekje, de hoek van de rand van de deksel, een forse rand, mag ik wel zeggen? Nee toch? Ook al zou het er heel lang over hebben gedaan, dat water, om te ontsnappen door die deksel, wel bijna zeventien jaar, dan kan ik dat niet geloven. De pot zit letterlijk potdicht. Hij staat in een koude kamer waar de zon nooit komt op een donkere plek. Hoe kan het dat het water dan toch verdampt? Als het niet aan de pot ligt, het omhulsel, moet het wel aan de inhoud van die pot liggen. Hier gelden duidelijk niet de natuurwetten. Het kan niet anders of het moet de bijzondere eigenschap van het zeewater zijn, dat er de oorzaak van is dat dat water verdampt.  De bijzondere eigenschap van zeewater uit Katwijk. Zeewater uit Katwijk en níét uit Noordwijk of Scheveningen. Het Katwijkse zeewater is in ieder geval niet zo gewoon als het water uit Lourdes, uit de Grot van Massabielle, dat helemaal niet verdampt, zelfs niet door een plastic dop of een plastic omhulsel. Dat dit bij het water van Katwijk wel gebeurt, wel lukt, mag je daarom gerust een wonder noemen, het wonder van Katwijk.

Ten slotte nog dit: bedevaartsgangers worden in Katwijk badgasten genoemd. Het scheelt een paar letters,**** maar je kan het ook omdraaien, als je ziet hoeveel badgasten, lees: bedevaartgangers, de zee jaarlijks trekt.

* Zo'n plastic flesje in de vorm van Maria had me eigenlijk al moeten laten stuiteren. We spreken hier wel over de jaren tachtig van de vorige eeuw waarin ik dit meemaakte, een tijd waarin de zuilen nog lang niet verbrokkeld waren, de katholieke Máxima nog geen koningin was van ons protestantse vorstenhuis en de sociale media nog niet hadden bijgedragen aan een verdere vervlakking van de maatschappelijke verschillen.
** Het bevat nog het oude zand van Katwijk, van ver voordat de nieuwe waterkering werd aangelegd, zand dat daar in feite onder ligt.
*** Ik kan dit niet nagaan, want de potten zijn verzegeld. De inhoud is een relikwie. Van bijvullen van zeewater uit 1999 met zeewater uit 2016 kan natuurlijk helemaal geen sprake zijn. En daarbij: stel dat het Katwijkse zeewater met Noordwijks of Schevenings zeewater vermengd zou zijn.
**** En het hele woord badgasten kun je uit bedevaartsgangers halen.

zondag 1 mei 2016

Vanmiddag op het strand


Vanmiddag op het strand, voorbij Willy Zuid, bij Skuytevaert, nog maar een handjevol masten, twee wielen die klaarstaan om een catamaran naar zee te brengen, en weer terug, de hele lange zomer lang. Op het terras lees ik in Honorair Kozak van Tommy Wieringa, over rijke meisjes die vanaf een jacht in rubberbootjes over de Ligurische Zee aan land komen. Daar doen zij in een soort balletstand hun hoofd opzij en wringen hun ravenzwarte haren uit. Mooi beeld van de zomer.

donderdag 21 april 2016

De klassenfoto – Lagereschooltijd (8)

Christelijke Opleidingsschool, klas 6B (1973-1974).

Daar zitten we dan, op de rood-met-geelgewolkte vloer. Klas 6B, van de lichting 1968-1974. Even kijken of ik ons allemaal nog weet. Mijzelf, links bovenaan, dan Arend van Duijn, Gerard van Duijn, Gijsbert Aandewiel, Piet Grotendorst, de onderwijzer, die in Drenthe is gaan wonen. Een bovenste beste! Wij mochten natuurlijk geen 'Piet' zeggen, maar moesten 'meneer' zeggen en geen 'meester', zo modern was onze school dan wel. Op de tweede rij van boven zien we Willeke van der Oever (of: van der Plas), waar ik in de tweede klas naast zat en nog een foto van heb waarop we allemaal een appel eten – dat zal wel zo'n actie van 'Snoep verstandig, eet een appel' geweest zijn. Dan Hanneke Verdoes, op wie we allemaal verliefd waren, en Arenda van Egmond, op wie we ook allemaal verliefd waren, helemaal uit Rijnsburg iedere dag op de fiets. Zij woonde in het witte huis met die grote kleurige papegaai op de zijkant geschilderd. Aan de Rijnsburgerweg, voorbij de splitsing tegenover de oude hallen van bloemenveiling Flora, daar aan de overkant. We hadden er een keer een feest. Het huis is later afgebroken en nooit meer opgebouwd. Er is nu een parkeerplaats met Mercedessen. Ik heb even navraag gedaan bij de buren van die parkeerplaats, een familie De Mooij. Die konden inderdaad bevestigen dat daar dat huis stond. Er was een dierenwinkel bij. Dat verklaart natuurlijk die papegaai. Er moet ook nog een bord met P. Sluis vogelvoeders gehangen hebben. Na Arenda zien we Jeanet van Egmond, van de kruidenier – of mocht je dat al een supermarkt noemen, want je mocht alles zelf pakken – in de Koninginneweg, dan Ageeth, waarvan ik de achternaam kwijt ben, dan een klasgenoot waarvan ik de hele naam niet meer weet – of misschien dat zijn voornaam Wim was; hadden zijn ouders misschien een tegelhandel? De volgende is Bram van der Meij, dan weer een die ik niet meer weet – ik denk een Jan, een Jan van der Plas misschien wel – en als laatste in de rij Kees Hoek. Op de rij daaronder Nel Wassenaar, Heleen Dijkhuizen, Peter van Duijvenboden, die schrijver geworden is, dan eentje van wie ik de naam kwijt ben – misschien ook wel een Jan –, daarna Theo van der Plas, die toen al motoragent wilde worden en dat dacht ik ook geworden is, Hans de Mol, Hudie Ouwehand, Albert de Vink, een neef van mij, en als laatste weer een naamloze, of heette die Arie of Wim? Op de rij op de grond de dochter van de poelier in De Waalmalefijtstraat, met de achternaam Sterk, maar wat was haar voornaam? Dan als tweede iemand die ik vergeten ben, en ook als derde. Verder Herman van Rhijn, Tonnie de Mol, Arie Schaap, Gerco Klok, Bram Verloop en Carol Bouwman, die in de 'Groene Pannen' woonde, of daar net voorbij, in de bocht. Haar vader was advocaat. Het een na laatste meisje heette volgens mij Marja, met als achternaam, als ik het goed heb, Brouwer. Van het laatste ontbreken voor- en achternaam.

Leven we allemaal nog? Wat is er van ons geworden?

Het viel niet mee om al die namen weer in m'n hoofd te krijgen. Toen ik de foto uit m'n fotoalbum haalde om 'm te scannen, dacht ik nog, wat moet dat worden. Maar in de dagen dat ik naar de publicatie van dit bericht toe leefde, plopten er steeds meer op, meer dan er een paar jaar geleden zouden zijn opgeplopt, denk ik. Het zal de ouderdom zijn. Hoe ouder je wordt, hoe meer er van vroeger terugkeert in je hersenpan, of kan ik hier beter zeggen: wordt teruggevonden. Het moet een puinhoop zijn, in die bovenkamer, al die jaren...


Van Jacqueline van Duijvenboden kreeg ik als reactie nog deze foto toegestuurd. Er ligt een bord bij de vuilnis met daarop WORMEN MADEN. Het was dus inderdaad een dierenwinkel. Ze hadden er zelfs aapjes, zoals Jacqueline op hieronder en op Facebook schrijft. Je kon het goed zien, die papegaai op het huis als je er met de bus langsreed, en ook nog een vis. Arenda woont tegenwoordig in Frankrijk, haar zus in Engeland.

Van Marjan Leemans-Arnoldus kreeg ik nog de volgende oplossingen: Willeke van der Oever is inderdaad Willeke van der Oever. De dochter van de poelier heet met haar voornaam Linda. En het meisje rechts onderaan is Rienet van Rijn, van de bakker in de Princestraat. Ja, we komen er wel, als iedereen wat roept.

De laatste dame is toch niet Rienet van Rijn. Peter geeft hieronder het complete en juiste overzicht. Super! Onderzoek afgerond. Hoewel, nu nog een kleurenfoto van het huis met de papegaai! Wie heeft hem?

zaterdag 16 april 2016

De Highlandgames


We zijn ook een keer naar de Highlandgames geweest. Dat was in de Keukenhof. Ik moet eigenlijk zeggen, bij Kasteel Keukenhof, want je kunt je moeilijk voorstellen dat ze tussen die lieftallige tulpen met boomstammen gaan gooien of keien gaan werpen. Dan ben je nergens meer met je rollator of rolstoel. Ervan uitgaande dat een flink deel van de Keukenhofbezoekers op leeftijd is met de bijbehorende vormen van slijtage en gebreken. Dus doen ze dat zware-dingen-gooien aan de overkant van de weg waaraan de bloementuin ligt. Bij het kasteel.


Er renden ook honden om schapen heen, om ze bij elkaar te houden. En er traden mannen in rokken op, met een doedelzak. Het geluid van die doedelzakken is prachtig. Een sonore grondtoon, je hoort dat de instrumenten zich vullen met lucht, dat duurt een paar seconden, misschien wel tien, en dan begint het, en mooi als het er dan veertig zijn of zo, met die muziek, dat massale geluid. En roffels op strak afgestelde snaredrums. Er was een tentenkamp, een markt, een beetje blubberig, maar dat hoort erbij, met veel landlevenproducten en andere quasiauthentieke spullen. Kleren uit oude tijden, helmen en zwaarden, kleden en dekens, kaarsen, honing, hammen, ringen en halskettingen met runentekens, en hier en daar een oude ambachtsman of -vrouw die dat fantasievol in elkaar aan het zetten was. Een kakafonie aan spullen en uitbeeldingen van hoe het misschien ooit waarschijnlijk wel eens geweest zou kunnen zijn. Gezellig, maar de meeste kramen loop je zo voorbij. Je trekt eens een oude landlevenjas aan of zet een helm op, neemt een bak koffie met een of andere stevige haverkoek, en zo banjer je daar dan tussendoor.

donderdag 14 april 2016

Op bezoek in het ziekenhuis (2003)


Het was niet alleen maar kommer en kwel in het ziekenhuis. Deze foto maakte ik van het bezoek dat langskwam. Daarvoor moest ik dan wel even stiekem m'n bed uit.

In de tijd van de analoge foto's kon je niets met zo'n foto, want bloggen bestond nog niet en Facebook ook niet. Het was een andere tijd. Niet minder leuk dan deze tijd. Niet afgeleid door alle sociale media las je natuurlijk wel vaker een boek.

maandag 11 april 2016

In het ziekenhuis (2003)

April 2003.

Het vertalen van (de) Kappie, de wekelijkse strip in De Katwijksche Post, ging gewoon door vanuit het ziekenhuis. Ik geloof dat het precies goed uitkwam, dat ik er tegen het weekend in kwam en dat, toen dinsdag Bert* belde hij het niet eens doorhad dat ik erin lag. Omdat ik alweer een paar dagen bij kennis was.

Het zou inderdaad het mooiste zijn als alles gewoon door kon gaan als je in het ziekenhuis lag. Maar dat kan niet. Even mag je helemaal niet meedoen met het draaiende houden van de wereld. Ik denk dat dat nog wel het allerergste is van in een ziekenhuis liggen, dat je afgesneden bent van de buitenwereld. Het enige contact is bezoek, de krant, tv en telefoon. Maar daar heb je allemaal niet veel tijd voor, want je moet rusten en genezen. Daarvoor lig je daar. Het is dus ook helemaal niet de bedóéling dat je je bezighoudt met wat er buiten de muren van het ziekenhuis gebeurt. Dus als je dan – toch, of desondanks – een Kappie mag vertalen vanuit je ziekenhuisbed, voelt dat geweldig.

In 2003, toen ik Kappie vanuit het ziekenhuis vertaalde, bestond de strip zo ongeveer een jaar of twee. Dat wordt dit jaar dus al een jaar of vijftien.** Mocht ik 75 jaar worden, dan heeft Kappie nu al een vijfde deel van mijn leven in beslag genomen. Word ik 60, dan zelfs al een kwart. En val ik morgen om, dan meer dan dat. Hoe je het ook wilt zien, zo'n stripje vertalen maakt je er maar mooi van bewust hoe kort het leven is. Of om het met de woorden van de psalmdichter van psalm 89, vers 19 (berijmd) te zeggen: 'Het leven is een damp, de dood wenkt ieder uur'.

* Bert van der Meij is de maker van de strip.
** Of zijn we de vijftien jaar al gepasseerd? Vijftien jaar lang, iedere week weer. Het is een constante, net als eten en drinken. Heel soms, als Jaap van der Marel het niet overneemt, gaat het ook door als je op vakantie bent, maar daarover later meer.

donderdag 7 april 2016

Je krijgt er een tafeltje bij


Bij dat mooie boek over de eregallerij in het Rijksmuseum (ik zet daar geen spatie in, in dat woord) krijg je een tafeltje van mangohout. Da's handig. Als je plek hebt voor het tafeltje, heb je dus ook plek voor het boek.


Het filmpje op YouTube is grandioos. Vooral op groot scherm.