zondag 28 augustus 2011

Haring

Vanmiddag voor het eerst van m'n leven en nog net voor m'n vijftigste een haring gegeten op Amsterdamse wijze: in stukjes, met uitjes en zuur en een prikkertje. Bij Visser aan de kar, onder aan de Munttoren. En het was heerlijk!

woensdag 24 augustus 2011

Regen (2)

'Het is maar water,' zegt een collega van me altijd, als hij op zijn scooter door de regen heen op zijn werk verschijnt. Hij zegt het ook als die regen uit hevige plensbuien bestaat en je er misschien de hele werkdag over doet om weer op te drogen.
Maar als je je goed voorbereidt, hoef je van regen natuurlijk helemaal geen last te hebben. Zoals we ervoeren tijdens het wandelen van de West Highland Way, in de Schotse Hooglanden. Op twee van de negen dagen hadden we toen doorlopend regen, van 's ochtends vroeg tot 's avonds laat. Dikke, vette regen. Dan keek je tijdens het ontbijt uit het raam van je bed-and-breakfast en dan regende het al.
Onze gezichten straalden in dat geval van blijdschap. Het betekende namelijk dat je je goed kon inpakken, nog vóór de wandeling begon, en dat je de rest van de dag (redelijk) droog zou blijven. Kreeg je bij een droog begin van de dag onderweg een bui over je heen, tijdens de wandeling, dan was dat anders, moest je je soms haasten om je regenpak aan te trekken, half hinkelend en struikelend, óver je bergschoenen heen (want het is niet verstandig die onderweg uit te trekken met het oog op blaren), en was je al bezweet van het lopen.
Nee, vooraf in alle rust je regenkleding aantrekken is het beste. Je stelt je daarbij in op een rustiger looptempo, waardoor je niet bezweet raakt. Jas open als de bui wat minder wordt. En als de bui toch pas later losbarst, gaat lopen met een paraplu ook goed.

maandag 22 augustus 2011

Wat ik mis (3)

De zoetgevooisde, bijna zwevende klanken van het vroegere orgel van de Nieuwe Kerk (de 'kathedraal' van H.J. Jesse) aan de Voorstraat te Katwijk aan Zee. De voorzichtige, ingetogen tonen waar je onderdoor liep bij het uitgaan van de kerk.

donderdag 18 augustus 2011

Erica

Politici, je wordt er niet blij van. Van hoe ze met hun kiezers omgaan en met de wereld om hen heen. Goed rentmeesterschap, wat betekende dat ook al weer?

Gisteren zag ik een volksvertegenwoordiger van vroeger, van een zeldzaam geworden soort. We kennen haar als een uitbundig type, soms wat al te uitbundig. Maar misschien is die uitbundigheid nou juist haar kwaliteit, heeft zij daarom het hart op de tong en is ze anders dan de rest. Ik heb het over de Olympisch zwemkampioen en sinoloog Erica Terpstra. Ze was te gast in het programma Sterren op het doek, gepresenteerd door Hanneke Groenteman. Erica werd in het programma geportretteerd door drie kunstenaars. Alle drie maken ze een ander schilderij en als ze daarmee klaar zijn, mag de gast er een uitkiezen en mee naar huis nemen. De andere twee schilderijen worden geveild voor een goed doel. Prima programmaformule, lijkt mij. Erica koos uiteindelijk voor een portret gemaakt door Annelies Hoek.

Door het programma heen, tussen de shots van de schilderende schilders door, zijn er ook de gesprekken met de gast. Op de vraag van Hanneke Groenteman, wat zij van deze tijd vindt, antwoordt Erica Terpstra onder andere: 'Je moet het jammer vinden dat onze samenleving zo verruwt. Want verruwing is altijd een gebrek aan respect.' Zij voelt zich niet meer thuis in de politiek, vanwege dat gebrek aan respect. En op de vraag wat zij haar kleinkinderen wil meegeven, geeft zij, na een kleine denkpauze, als antwoord: 'Twee dingen, maar dat zijn de dingen die ik ook thuis heb geleerd: woekeren met je talenten en als je gelukkig ben, probeer dat vandaag nog over te dragen aan een ander.' Erica heeft dat geleerd toen ze een jaar of acht was, van haar vader. 'Daar kan je wat mee,' vervolgt ze, 'daar kan je wat mee, door het idee te hebben dat je een ander wat geeft.'

zaterdag 13 augustus 2011

Regen (1)

Maar het kan ook regenen tijdens de vakantie. Dat je dagen in je huisje naar buiten zit te kijken. Naar het wonderlijke schouwspel van de waterdruppels die vlak na elkaar naar beneden vallen, geheel overeenkomstig de wet van de zwaartekracht. En dat het zo lang duurt dat je soms begint te denken dat het al lichter wordt, maar dat dat niet zo is, en alleen maar zo lijkt, want het blijft maar doorgaan, met regenen.
Wat doe je dan? Je leest een boek, je doet eens een spelletje, je kijkt naar de weerberichten op de televisie, of daar verandering in te bespeuren valt. Vooruit, je zet de deur nog maar eens op een kier, want het is toch zomer, voor een beetje frisse lucht in de bedompte omgeving waarin je vertoeft. En ondertussen blijft er de drang om naar buiten te gaan. Je bent tenslotte op vakantie.
Op een gegeven moment kom je op een punt dat je bedenkt dat er niets anders op zit dan dan toch maar naar buiten te gaan. Je trekt je regenpak aan en zet je paraplu op. Een wandeling dan maar. Maar het strand, met het zand, is nat. Dan het bos, of nog beter, een dorpje in de regen. Niemand op straat, de lampen aan, in de huizen, in de winkels, in de cafés. Aah, lekker, een bak koffie, een biertje, een borrel, wat te eten. Een krantje wellicht. Even in een andere omgeving. Gezellig, al die druipende jassen om je heen en, en dat is bijna standaard, om het plaatje compleet te maken, ergens tussen de tafels en stoelen een grote, natte hond, die toch uitgelaten moest worden, lang en breed uitgespreid over de tegelvloer, als een reusachtige dweil. Je kan er niet omheen. Pontificaal. De lucht van de vochtige vacht die ligt uit te dampen. Nattigheid, vettigheid..., gezelligheid, als je erop terugkijkt. De druilerigheid van een vissersplaatsje in Bretagne. Je vergeet dat nooit meer. Badplaatsenweer. Natuurlijk, de zon maakt alles duizendmaal mooier en prachtiger, maar dit vergeet je nooit.
Ik ken mensen die niet zo lang geleden met de computer de zonnigste plek in Europa hadden uitgekozen voor een vakantie. Ze hebben alle weken binnen gezeten. Die plek was op Sicilië.


Regen, natuurlijk, de wereld vergaat er niet door, maar voor een vakantie reken je er niet op, wil je er niet van weten, bestaat het niet. Regen op je vakantie, je wil er niet van weten, maar soms lijkt het er toch tijdelijk (voor deze ene keer dan) bij te moeten horen, wordt wat je meemaakt er alleen maar beter van, zoals tijdens de beklimming van de Devil's Staircase, onderdeel van de West Highland Way. Die 'duivelse trap' van slingerende paadjes om rotsblokken heen, bepaald geen kleinigheid, al moeten we het niet overdrijven, wordt alleen maar mooier, geduchter, als het blijft plenzen. De waterstroompjes, de waterstromen om je heen, die niet meer weten waar ze hun weg moeten zoeken, zo veel water hebben ze te verstouwen. Dramatische beelden. Maar de voldoening als je zo'n klim achter de rug hebt.


donderdag 11 augustus 2011

Oesters

Naast ons appartement aan zee (zie Een paradijs) zat een stel uit Parijs. Zij beschilderde kiezelstenen en hij trok er iedere dag op uit met een emmer, een hamer en een schroevendraaier. Want hij had ook wat met stenen. Hij zette er geen kunstwerkjes op maar haalde ze ervanaf. Na een halfuurtje, drie kwartier kwam hij dan terug met een emmer met oesters.
Ik ging dat eens afpeilen, zag hem bij laagwater het strand op lopen, een beetje naar rechts en dan het water door naar de rotsen, niet heel erg in de verte. En daar was hij dan bezig. Toen hij weer terugkwam, groette ik hem en informeerde naar wat hij daar bij zich had. Een beetje vragen naar de bekende weg, om aansluiting te krijgen, want ik wist het natuurlijk al. Oesters. Een delicatesse, zo vers uit zee van de rotsen gebikt. Daar wilde ik ook wel mee thuiskomen.
Ik besloot de volgende dag eens mee te lopen, waarbij ik af en toe een Frans woord uit mijn beperkte voorraad opdiepte. Ik had voor een emmertje gezorgd en hij begreep waarvoor dat emmertje was en kwam met nog een schroevendraaier aan. Dat bikken kon wel met een steen. De man uit Parijs wees mij de dikkere, grotere, weldoorvoede exemplaren aan en ik ging aan de slag. Het was even werk maar dat had je snel onder de knie.


En zo kwamen we terug met de emmers. Een verraste reactie van de vrouwen. Maar wat als je dat nog nooit gegeten had, zomaar uit de zee. Na ze eerst rauw geprobeerd te hebben, besloten we de oesters toch maar te pocheren. Een minuutje in de magnetron. Dan liet je ze in hun eigen sap gaarkoken. Je kreeg de schelpen dan ook gemakkelijker open. En zo kreeg het fenomeen 'oesters bikken' zijn tweede betekenis erbij.
Koel, met een natte lap erover, hou je zo'n emmertje oesters gemakkelijk een paar dagen goed. Onze buren namen ze op die manier ook gewoon mee naar Parijs.

zaterdag 6 augustus 2011

Hoop


De Oude Kerk aan zee, symbool van Katwijk, van Katwijk aan Zee.
Kracht en eenvoud, wit, eerlijk gebouw, in de ruimte geplaatst.
Daar lagen de bomschuiten, dicht tegen de muur.
De Oude Kerk aan zee, symbool van onverzettelijkheid, de afbraak trotserend.
Kerk, nettenschuur, boetzolder, zoutopslag en weer kerk.
Psalmen bij een oud vissersorgel, en dan daarachter...
de zee, de vis, water, wind, wolkenluchten.
Ruwe stormen mogen woeden...
Rots in de branding, als het schuim zo wit.

De Oude Kerk aan zee wordt opnieuw geverfd: wit.
Maar hou het daarbij. Hou het bij wit, alleen bij witte verf. Niet meer niet minder.
Geen kerk voor experimenten.
De Oude Kerk aan zee! Symbool van Katwijk, van Katwijk aan Zee!
Laat zoals het was, haar stenen zien, haar onverzettelijk wit geschilderde stenen!
Laat het niet een gladgestuukt Spaans kerkje worden!

vrijdag 5 augustus 2011

Rockanje

Als ik Zorro vertel dat ik bij Beer ben geweest, zie ik 'm denken. Hij kijkt me katachtig aan en is blij dat ik weer thuis ben. We denken nog iedere dag aan hem, hè Zorro? Zorro moet diep graven in zijn kleine hoofdje maar er komt niets bovendrijven.
Hij ligt er nu vierenhalve maand, de Azalea is uitgebloeid maar staat er nog mooi groen bij. Ik heb de kei van Guus erbij gelegd; die was gaan zwerven. Beer ligt bijna tegen hem aan. Ik moet de lettertjes weer eens verven.


Rockanje, daar liggen zoveel herinneringen. Vandaag kwamen er weer heel veel langs, van toen het nog een huisje met een schuur was, en van de verbouwing, en van daarna, toen het alleen een huis werd.


Het eerste bezoek was in 1997. Daaraan herinnert een museumopstellinkje van 'archeologische vondsten' dat in een slaapkamer staat. Tussen het grind voor het huis vond ik stukjes blauwe tegel, van een oude, gesloopte douche, en stukjes dakpan. Er zwierf nog ergens een gelukspoppetje rond, en een bankje was ook gauw gemaakt. De wandjes geverfd, een stukje fineer op de grond, bordjes bij de objecten, en kijken maar. Zomaar, als aandenken aan het verblijf.


We maakten ook nog wat kabouters van takken die we puntig als potloden sneden. Zo'n punt werd dan de puntmuts en als je een plakje bast daaronder wegsneed, kon je op het vlakje dat vrijkwam een gezichtje tekenen. Die houten kabouters zijn helemaal vergaan. Ze stonden in de boerentuin voor het huisje, waar nog wel altijd die hele oude stenen kabouter de wacht zit te houden.


Het was zomers in Rockanje. Veel toeristen. De levendigheid in Oostvoorne toen ik aankwam, compleet met een dorpse wielerronde. Het volle, zinderende groen.



We waren ook nog even in de druivenkas van Adrie, waar ik eerder geweest was toen Kommer nog leefde. Ik wilde er wel wat foto's van. Mooie oude kas uit 1967. Oude wijnranken met blauwe en witte druiven in allerlei soorten. De mistachtige waas die op de vruchten ligt, prachtig.


dinsdag 2 augustus 2011

Going to the Minack


Het Minack Theatre is een schouwburg in de open lucht in Porthcurno in Cornwall. We waren er in 2008 toen we het South West Coast Path liepen. Het kustpad loopt vlak achter het theater langs, maar het is de moeite waard hier even te stoppen. En dat deden we.
We hadden op onze wandeltocht, die in Newquay begon, drie zogenaamde pauzedagen ingelast. Dan bleven we niet één maar twee nachten in een Bed & Breakfast en kon je op de 'vrije' tussendag wat anders gaan doen dan wandelen. De eerste pauzedag was in St Ives geweest. Bekend om zijn speciale licht, wat in de loop der jaren enorme aantallen kunstschilders heeft aangetrokken. St Ives heeft een leuk haventje en er zijn veel galeries en er is ook, en dat is vrij uniek voor zo'n dorp, een heuse afdeling van de Tate Gallery (uit Londen) gevestigd, in een prachtig gebouw aan zee. De derde pauzedag zou in Penzance zijn. Dit was tevens het eindpunt van de wandeltocht. Maar voordat we weer naar huis gingen, zouden we vanuit deze plaats, als slagroom op onze wandeltaart, nog een boottocht naar de Scilly-eilanden ondernemen. De eilandengroep is bekend om zijn subtropische klimaat, met wuivende palmbomen en helderwitte zandstranden. En dat in het barre Albion.


Tussen de eerste en de derde pauzedag bleef over de tweede pauzedag. Die dag was gereserveerd voor het Minack-theater. De kaartjes voor de voorstelling van Pinokkio hadden we al bij ons. We hadden ze lang van tevoren aangeschaft via internet. De kaartjes waren keurig bezorgd in onze Nederlandse brievenbus en nu gingen ze via de lucht en over de weg in onze rugzakken weer keurig mee terug naar waar ze ooit vandaan gekomen waren: het Minack! We waren er echt!


Het was mooi weer, die 16de juni. De arena lag te blakeren in de zon. Omdat we verder niet veel te doen hadden overdag – we hoefden ons even niet aan het wandelschema te houden – gingen we er 's middags alvast wat rondneuzen. Het theater is in de jaren dertig van de vorige eeuw bedacht en ontworpen door Rowena Cade. Bij de bouw had zij hulp van twee tuinmannen, Billy Rawlings en Charles Thomas Angove. De 'zaal' bestaat uit een in de rotsen uitgehakte en opgemetselde halvemaanvormige tribune met zicht op het podium met daarachter de zee. Het uitzicht is adembenemend. Overal waar ruimte is, staan planten en bloemen waarvan je niet kan bedenken dat ze bestaan en die in een Hollandse huiskamer maar nauwelijks het leven houden. In de gemetselde zitplaatsen zijn de namen gekerfd van de toneelstukken die hier in de loop der jaren over het voetlicht zijn gebracht.


Porthcurno is een plaatsje van een paar huizen. Vroeger was het de plek waar de Britse telegraafkabel naar India de zee in ging. Het plaatsje had daardoor een zekere faam. Uit die tijd resteren nog wat grote gebouwen, onder andere een voormalig opleidingsinstituut voor ingenieurs. Maar dat is allemaal vergane glorie. Je ziet dat aan de restaurants die er nog zijn. Grote zalen, berekend op de vele leerlingen van het instituut, maar waar nu niemand meer zit. Er is nog wel het Porthcurno Telegraph Museum en, alles waar het plaatsje feitelijk op drijft, niet minder befaamd dan de kabel die er ooit de zee in ging: het Minack. En wat zo mooi is, de Engelsen houden van theater. Het aanstormende talent van de toneelschool dat hier in de zomermaanden zijn kunsten vertoont, zorgt iedere avond voor een lange file.


Voor we erheen gingen, maakten de gastheer en gastvrouw van het B&B ons nog wat wegwijs in hoe het er toeging in de openluchtschouwburg. Dat we in ieder geval voldoende eten moesten meenemen. Want als de zon onder was, zou het daar aan de rotsen bij de zee snel afkoelen en daar kreeg je honger van en stijve en verkleumde ledematen. Daarom kregen we ook nog allebei een plaid mee. Goed voorbereid gingen we op pad. Om zes uur posteerden we ons bij de entree. We waren niet de enigen die op dat idee gekomen waren. Maar daardoor hadden we wel een mooi plekje, helemaal vooraan. Vol verbazing keken we vervolgens naar al die Engelsen om ons heen, de kussentjes en de plaids die ze hadden meegebracht, de dikke vesten en jassen waar ze zich in nestelden, en... de tassen met eten die ze bij zich hadden, hele boodschappenwagentjes (van die tassen op wieltjes) werden er uitgepakt en alle hartigheden en zoetigheden die je maar kon bedenken en flessen wijn en champagne kwamen tevoorschijn. Nog voor de voorstelling begonnen was, was het meeste al naar binnen gewerkt, alles door elkaar.


Het werd een genoeglijke avond daar aan zee. Halverwege de voorstelling zagen we de boot van de Scilly’s terugkeren richting Penzance. Die hadden we dus nog tegoed.